In het voeren van belevingsgerichte gesprekken worden verschillende gesprekstechnieken gecombineerd. Twee klassieke gespreksvaardigheden staan centraal: open vragen stellen en gevoelens spiegelen. Daarnaast zijn ook herhalen, samenvatten en parafraseren van belang. Ten slotte passen hier ook enkele gesprekstechnieken bij die specifiek zijn voor personen die met dementie kampen.
Voor we dieper ingaan op de verschillende gesprekstechnieken is het goed om er op te wijzen dat de huidige generatie ouderen niet geleerd heeft om over emoties en gevoelens te praten. Soms loopt men er liever in een grote boog omheen. Het is goed om je hiervan bewust te zijn. Nodig uit, maar forceer niet.
Voor we dieper ingaan op de verschillende gesprekstechnieken is het goed om er op te wijzen dat de huidige generatie ouderen niet geleerd heeft om over emoties en gevoelens te praten. Soms loopt men er liever in een grote boog omheen. Het is goed om je hiervan bewust te zijn. Nodig uit, maar forceer niet.
Open vragen zijn vragen waar de andere nog alle kanten mee uit kan (in tegenstelling tot gesloten vragen of ja/nee-vragen, waar slechts één antwoord mogelijk is). Het gaat om wie-, wat-, waar-, wanneer- en hoe-vragen, die uitnodigen om iets te toe te lichten en waarbij er veel verschillende antwoorden mogelijk zijn.
Enkele voorbeelden:
Deze vragen hebben onder meer als voordeel dat ze:
Dat de persoon met dementie kan vertellen, zorgt ervoor dat hij of zij meer grip krijgt op de situatie. De persoon wordt zich bewuster van de situatie en brengt ordening in zijn/haar gedachten. Naarmate de dementie vordert, is het nodig de vragen concreter te maken, meer direct te laten aansluiten bij de ervaringswereld van de persoon met dementie. Té open vragen, vragen die te ruim zijn, kunnen dan verwarren.
Vermijd waarom-vragen. Een waarom-vraag doet beroep op het falend geheugen. Bovendien is het verwoorden van argumenten of intenties voor iemand met matige dementie moeilijk. En bij een waarom-vraag heeft men heeft ook makkelijker het gevoel ter verantwoording te worden geroepen.
Enkele voorbeelden:
- ‘Hoe gaat het met u?’
- ‘Vertel eens over jouw moeder? Wat voor iemand was zij?’
Deze vragen hebben onder meer als voordeel dat ze:
- uitnodigen om verder te vertellen
- niet confronteren met ‘het niet meer weten’
Dat de persoon met dementie kan vertellen, zorgt ervoor dat hij of zij meer grip krijgt op de situatie. De persoon wordt zich bewuster van de situatie en brengt ordening in zijn/haar gedachten. Naarmate de dementie vordert, is het nodig de vragen concreter te maken, meer direct te laten aansluiten bij de ervaringswereld van de persoon met dementie. Té open vragen, vragen die te ruim zijn, kunnen dan verwarren.
Vermijd waarom-vragen. Een waarom-vraag doet beroep op het falend geheugen. Bovendien is het verwoorden van argumenten of intenties voor iemand met matige dementie moeilijk. En bij een waarom-vraag heeft men heeft ook makkelijker het gevoel ter verantwoording te worden geroepen.
Gevoelens spiegelen betekent dat je onder woorden brengt wat je als beleving aanvoelt bij de ander. Enkele voorbeelden:
‘Help me hier toch eens uit. Ik moet naar mijn moeder!’
------- Ik hoor dat je je zorgen maakt om je moeder.
‘Hoe is het toch mogelijk. Dat dat nu mijn man moet overkomen!’
--------Ik begrijp dat je verdrietig bent om wat er gebeurd is met je man.
‘Open die deur, gij smerige trien. Ik moet naar huis.’
---------Ik begrijp dat je boos bent dat je nu niet kan vertrekken.
Deze gevoelsspiegelingen dragen er toe bij dat de persoon zich door jou begrepen voelt. Het voedt je contact met hem of haar, waardoor hij/zij zich veiliger voelt. De persoon voelt zich uitgenodigd om verder te vertellen of zich verder te uiten, waardoor hij/zij meer grip op krijgt op zijn of haar beleving en op de situatie. De heftigste gevoelens kunnen dan weg ebben. Dit is ook zo bij mensen zonder dementie: het is voor ieder van ons helend om gevoelens te kunnen verwoorden en zich begrepen te voelen. Besef dat de persoon met dementie emotioneel nog zeer lang perfect functioneert.
‘Help me hier toch eens uit. Ik moet naar mijn moeder!’
------- Ik hoor dat je je zorgen maakt om je moeder.
‘Hoe is het toch mogelijk. Dat dat nu mijn man moet overkomen!’
--------Ik begrijp dat je verdrietig bent om wat er gebeurd is met je man.
‘Open die deur, gij smerige trien. Ik moet naar huis.’
---------Ik begrijp dat je boos bent dat je nu niet kan vertrekken.
Deze gevoelsspiegelingen dragen er toe bij dat de persoon zich door jou begrepen voelt. Het voedt je contact met hem of haar, waardoor hij/zij zich veiliger voelt. De persoon voelt zich uitgenodigd om verder te vertellen of zich verder te uiten, waardoor hij/zij meer grip op krijgt op zijn of haar beleving en op de situatie. De heftigste gevoelens kunnen dan weg ebben. Dit is ook zo bij mensen zonder dementie: het is voor ieder van ons helend om gevoelens te kunnen verwoorden en zich begrepen te voelen. Besef dat de persoon met dementie emotioneel nog zeer lang perfect functioneert.
Herhalen is het letterlijk hernemen van woorden of zinnen van de ander. Het geeft het effect dat de ander zich uitgenodigd voelt om verder te vertellen.
Samenvatten en parafraseren zijn vooral bedoeld om te checken of je de ander goed begrepen hebt en om de ander het gevoel te geven dat dit inderdaad zo is. De persoon voelt jouw aansluiting. Samenvatten betekent dat je geordend weergeeft wat de kern van het gesprek tot nu toe was; je brengt overzicht of geeft de rode draad weer. Parafraseren betekent dat je in je eigen woorden weergeeft wat je begrepen hebt van het verhaal van de ander.
Samenvatten en parafraseren zijn vooral bedoeld om te checken of je de ander goed begrepen hebt en om de ander het gevoel te geven dat dit inderdaad zo is. De persoon voelt jouw aansluiting. Samenvatten betekent dat je geordend weergeeft wat de kern van het gesprek tot nu toe was; je brengt overzicht of geeft de rode draad weer. Parafraseren betekent dat je in je eigen woorden weergeeft wat je begrepen hebt van het verhaal van de ander.
Wanneer je de persoon met dementie niet goed begrijpt, kan je vaak wel individuele woorden herkennen. Wanneer deze regelmatig terugkomen spreekt men van sleutelwoorden. Door deze te herhalen, bevestig je de persoon met dementie in zijn verhaal.
Meerduidigheid houdt in dat je iets zegt dat van alles kan betekenen. Dit is vooral zinvol wanneer je het verhaal van de persoon met dementie niet (meer) begrijpt. Vaak gaat dit gepaard met een non-verbale gevoelsspiegeling. Enkele voorbeelden:
Wanneer de persoon met dementie over ‘iets’ spreekt, zonder dat jij begrijpt wat bedoeld wordt, dan kan je dit ‘iets’ ook zelf aanduiden met ‘het’. Dit kan je ook doen wanneer een concreet voorwerp duidelijk een bepaalde betekenis heeft, maar je niet kan achterhalen wat precies. Is een pop voor de persoon bijvoorbeeld gewoon een pop, of een kind of een specifiek kind?
Meerduidigheid houdt in dat je iets zegt dat van alles kan betekenen. Dit is vooral zinvol wanneer je het verhaal van de persoon met dementie niet (meer) begrijpt. Vaak gaat dit gepaard met een non-verbale gevoelsspiegeling. Enkele voorbeelden:
- ‘Wat ingewikkeld allemaal.’
- ‘Oh, wat fijn.’
- ‘Oei, dat lijkt me niet leuk. ‘
Wanneer de persoon met dementie over ‘iets’ spreekt, zonder dat jij begrijpt wat bedoeld wordt, dan kan je dit ‘iets’ ook zelf aanduiden met ‘het’. Dit kan je ook doen wanneer een concreet voorwerp duidelijk een bepaalde betekenis heeft, maar je niet kan achterhalen wat precies. Is een pop voor de persoon bijvoorbeeld gewoon een pop, of een kind of een specifiek kind?
Je kan woorden suggereren of aanreiken wanneer de persoon met dementie zijn woorden niet meer vindt. Of feiten benoemen wanneer iemand er duidelijk naar zoekt. Op deze manier fungeert jouw suggestie als een “prothese” voor de hiaten in het geheugen.
Bij de persoon met matige of ernstige dementie help je zoeken naar grotere gehelen, de grotere verhalen waartoe de toegang geblokkeerd blijkt. Foto’s bijvoorbeeld kunnen dezelfde functie vervullen: ze kunnen een hele reeks herinneringen oproepen waar men niet zou opkomen als je er gewoon naar vraagt. Je kan de persoon met dementie ook in een bepaalde context brengen (tuin, vogelkooi, kamer, …) waar de herinneringen makkelijker boven kunnen komen.
Bij de persoon met matige of ernstige dementie help je zoeken naar grotere gehelen, de grotere verhalen waartoe de toegang geblokkeerd blijkt. Foto’s bijvoorbeeld kunnen dezelfde functie vervullen: ze kunnen een hele reeks herinneringen oproepen waar men niet zou opkomen als je er gewoon naar vraagt. Je kan de persoon met dementie ook in een bepaalde context brengen (tuin, vogelkooi, kamer, …) waar de herinneringen makkelijker boven kunnen komen.
Dit sluit aan bij het verkennend vragen stellen, maar is een vorm die beter past bij mensen met matige tot ernstige dementie.
Enkele voorbeelden van het vragen naar uitersten:
- ‘Wat vind je het ergst?’
- ‘Wat vind je het leukst?’
Enkele voorbeelden van het vragen naar tegengestelden:
- ‘Is het ook wel eens niet zo?’
- ‘Ben je nooit vrolijk?’
- ‘Is het echt altijd/nooit zo?’
Dit soort tussenkomsten helpt de persoon met dementie om de situatie te begrijpen, te relativeren of vanuit een nieuw perspectief te bekijken. Soms levert dit een uitweg en dus houvast op.
Enkele voorbeelden van het vragen naar uitersten:
- ‘Wat vind je het ergst?’
- ‘Wat vind je het leukst?’
Enkele voorbeelden van het vragen naar tegengestelden:
- ‘Is het ook wel eens niet zo?’
- ‘Ben je nooit vrolijk?’
- ‘Is het echt altijd/nooit zo?’
Dit soort tussenkomsten helpt de persoon met dementie om de situatie te begrijpen, te relativeren of vanuit een nieuw perspectief te bekijken. Soms levert dit een uitweg en dus houvast op.
Je kan op de persoon met dementie reageren met vage, algemene levenswijsheden. Het geeft hem of haar het gevoel begrepen te worden, zonder dat je het risico loopt iets te zeggen dat niet aansluit bij zijn/haar werkelijkheid.
Enkele voorbeelden:
- ‘Het is maar goed dat je dat niet allemaal weet als je jong bent.’
- ‘Het zijn toch nog altijd je ouders, is het niet?’
- ‘Anderen hebben makkelijk praten.’
Enkele voorbeelden:
- ‘Het is maar goed dat je dat niet allemaal weet als je jong bent.’
- ‘Het zijn toch nog altijd je ouders, is het niet?’
- ‘Anderen hebben makkelijk praten.’