In deze fase brokkelt het geheugen verder af. De verwardheid wordt groter en de verbale vaardigheden nemen af. Er doen zich functiestoornissen voor in alledaagse handelingen. We zien vaak onrustig gedrag (bv. ronddolen) en er zijn stemmingswisselingen (somber / euforisch).
Emoties en emotionele beleving blijven langer intact en aanwezig. Beelden uit de kinderjaren kunnen de belevingswereld bepalen. De persoon met dementie heeft enkele fundamentele noden in deze fase.
Op de eerste plaats heeft hij/zij behoefte aan bevestiging en erkenning van de eigen gevoelens en aan greep op de eigen gevoelens die hem of haar dreigen te overrompelen. Een tweede centraal thema is de nood aan het behoud van contact met de eigen identiteit. Ten slotte heeft de persoon met dementie behoefte aan een herkenbare, goed gestructureerde en vertrouwenwekkende omgeving.
Emoties en emotionele beleving blijven langer intact en aanwezig. Beelden uit de kinderjaren kunnen de belevingswereld bepalen. De persoon met dementie heeft enkele fundamentele noden in deze fase.
Op de eerste plaats heeft hij/zij behoefte aan bevestiging en erkenning van de eigen gevoelens en aan greep op de eigen gevoelens die hem of haar dreigen te overrompelen. Een tweede centraal thema is de nood aan het behoud van contact met de eigen identiteit. Ten slotte heeft de persoon met dementie behoefte aan een herkenbare, goed gestructureerde en vertrouwenwekkende omgeving.
- Verzorg de opening en de afsluiting van het contactmoment; een contactritueel met enkele terugkerende gewoontes en handelingen geeft rust en veiligheid
- Gebruik korte zinnen; geef één boodschap en ondersteun wat je zegt met gebaren
- Spreek alleen als de persoon je kan zien; maak oogcontact, bij voorkeur op dezelfde ooghoogte
- Spreek de persoon aan met zijn naam en stel jezelf voor als de persoon je niet herkent
- Laat hem niet raden, noch naar je naam, noch naar andere dingen
- Geef de persoon de tijd om te antwoorden; veel tijd soms. Komt er geen antwoord , herhaal dan de vraag eens met andere woorden. Vermijd haast en ongeduld.
- Verzorg de beurtwisseling in de loop van het gesprek
- Spreek niet over de persoon, waar hij/zij bij is
- Laat zo mogelijk de persoon zijn eigen keuzes maken in kleine dagelijkse handelingen; ondersteun dit keuze- of beslisproces door te vragen naar voorkeuren
- Blijf dicht bij de persoon; lichamelijke aanraking kan helpend zijn als de persoon daar open voor staat
- Wees ontvankelijk voor wat hij of zij meemaakt en zoek van daaruit wat jouw beste reactie kan zijn (zoekend reageren)
- Observeer actief en heb oog voor details waaruit de noden van de persoon met dementie kunnen blijken
- Verken de beleving van de persoon op dit moment
- Laat voelen dat je begrijpt wat de persoon beleeft in de situatie zoals hij/zij ze ziet; benoem zijn of haar gevoelens, blijf daar rustig bij
- Verbeter de persoon niet op de feiten en wat hij/zij zegt, maar bevestig ook niet wat niet klopt met de werkelijkheid
- Help waar nodig, stimuleer waar kan. Als het te moeilijk wordt, neem het dan respectvol over
- Stimuleer de persoon met dementie om activiteiten op te nemen waar hij/zij mee vertrouwd is
- Herhaal vaste rituelen, behoud bekende voorwerpen
- Geef aandacht aan spullen in zijn woonomgeving die oude fijne herinneringen oproepen