De persoon is zijn actieve betrokkenheid op zijn omgeving verloren. Hij of zij is schijnbaar ontoegankelijk; soms spreekt men over “verzonken”. Het zelfbeeld en de sociale identiteit is gefragmenteerd of in belangrijke mate verdwenen. De primaire fysiologische levensbehoeften domineren.
Personen met ernstige dementie hebben bescherming nodig. Ze hebben nood aan geborgenheid en nabijheid en aan lichamelijk comfort. Wat de persoon precies meemaakt, kunnen we niet achterhalen. We nemen aan dat mensen gevoelens van verlatenheid en angst ervaren : roepen, een angstige gezichtsuitdrukking, onrustig gedrag. De angst kan voortkomen uit het verlies van identiteit of het verlies van het contact met het eigen lichaamsschema. Dit kan een verklaring zijn voor het repeterend roepen of bewegen.
Mensen zijn in zichzelf gekeerd, maar ze kunnen nog genieten van zintuiglijke ervaringen. Soms maken ze onrustige bewegingen en weren zorg af. Contact maken door de omgeving vergt steeds meer inspanning. “Het lijkt er op alsof de persoon met dementie in een eigen, innerlijke, tijdloze wereld is waar hij niemand nodig heeft en niemand toelaat. Maar wie probeert toch ‘binnen te komen’ en contact te maken, merkt tot zijn verrassing dat dat wel degelijk mogelijk is.” (Van der Kooij, 2002, p. 98)
Nabijheid is belangrijk. Hiervoor is de persoon met dementie afhankelijk van de kwaliteit van onze contactname. De persoon met ernstige dementie heeft het nodig om verbaal, maar vooral non-verbaal, aangesproken te worden. Zonder dit contact gaat de waardigheid als persoon verloren. De manier hoe je praat, de warmte van de woorden, je uitstraling daarbij zijn belangrijk. De betekenis van de woorden is minder belangrijk, maar de “subtiele laag” van het contact des te meer.
Stel je open en zie de persoon. Kijk naar de signalen die de persoon uitzendt en laat hem de tijd om jouw signalen op te vangen en te reageren. Zo kan het gebeuren dat de persoon na de eerste handdruk, na een tijdje je hand terug wil vastnemen.
Personen met ernstige dementie hebben bescherming nodig. Ze hebben nood aan geborgenheid en nabijheid en aan lichamelijk comfort. Wat de persoon precies meemaakt, kunnen we niet achterhalen. We nemen aan dat mensen gevoelens van verlatenheid en angst ervaren : roepen, een angstige gezichtsuitdrukking, onrustig gedrag. De angst kan voortkomen uit het verlies van identiteit of het verlies van het contact met het eigen lichaamsschema. Dit kan een verklaring zijn voor het repeterend roepen of bewegen.
Mensen zijn in zichzelf gekeerd, maar ze kunnen nog genieten van zintuiglijke ervaringen. Soms maken ze onrustige bewegingen en weren zorg af. Contact maken door de omgeving vergt steeds meer inspanning. “Het lijkt er op alsof de persoon met dementie in een eigen, innerlijke, tijdloze wereld is waar hij niemand nodig heeft en niemand toelaat. Maar wie probeert toch ‘binnen te komen’ en contact te maken, merkt tot zijn verrassing dat dat wel degelijk mogelijk is.” (Van der Kooij, 2002, p. 98)
Nabijheid is belangrijk. Hiervoor is de persoon met dementie afhankelijk van de kwaliteit van onze contactname. De persoon met ernstige dementie heeft het nodig om verbaal, maar vooral non-verbaal, aangesproken te worden. Zonder dit contact gaat de waardigheid als persoon verloren. De manier hoe je praat, de warmte van de woorden, je uitstraling daarbij zijn belangrijk. De betekenis van de woorden is minder belangrijk, maar de “subtiele laag” van het contact des te meer.
Stel je open en zie de persoon. Kijk naar de signalen die de persoon uitzendt en laat hem de tijd om jouw signalen op te vangen en te reageren. Zo kan het gebeuren dat de persoon na de eerste handdruk, na een tijdje je hand terug wil vastnemen.
- Maak en hou oogcontact, maar vermijd de persoon indringend aan te staren
- Maak contact via lichaamstaal en gezichtsmimiek
- Spiegel gevoelens door gezichtsmimiek over te nemen, lichaamsbewegingen te spiegelen, woorden of klanken te herhalen
- Maak respectvol lichamelijk contact, maar treed het territorium voorzichtig binnen. Stem je af en check of de aanraking prettig voelt; soms is een korte aanraking voldoende, soms wil de persoon het lichaamscontact (bv. hand vasthouden) langer aanhouden. Hou daarbij ook rekening met je eigen gevoel en grenzen.
- Spreek met korte eenvoudige zinnen, soms beperkt tot losstaande woorden of klanken
- Geef geen twee boodschappen of stel geen twee vragen tegelijk
- Spreek traag en helder
- Spreek met een zachte lage stem, vermijd babytalk (verhoogde stem, verkleinwoorden,….)
- Herhaal, gebruik sleutelwoorden en hanteer meerduidigheid
- Vermijd luid praten als het niet nodig is; dementie leidt niet tot hardhorigheid
- Laat de persoon waar mogelijk eenvoudige keuzes maken; stel bijvoorbeeld ja / neen-vragen of doe voorstellen
- Bied aangename zintuiglijke prikkels aan in een rustige sfeer
- Voorkom en beperk prikkels die de persoon als bedreigend ervaart
- Zorg voor lichamelijk comfort: bij liggen, zitten, verplaatsingen, toiletbezoek, …